De Labrador Retriever is van oorsprong een apporterende (jacht)hond. Dat betekent dat hij tijdens de jacht wordt ingezet om het geschoten wild op te zoeken en naar de jager te brengen. Het zijn erg meegaande honden, ze zijn erg vriendelijk voor mens en dier. Ook zijn het goede gezelschapshonden. Het zijn erg intelligente en werklustige honden, ze zijn graag de hele dag bezig zodat zij hun energie goed kwijt kunnen.
Sterk gebouwd, kort in lendenen, bijzonder actief, ( Het lichaam vertoont nooit ‘n buitensporig uiterlijk of is overdreven zwaar/dik n.a.v. gewicht of bouw) breed in schedel, breed en diep in borst en ribben, breed en sterk in lendenen en achterhand. Kenmerkend voor het ras is de staart; erg dik bij de aanzet en geleidelijk toelopend naar de punt, van middelmatige lengte, vrij van bevedering, maar rondom dik bekleed met een korte, dikke, dichte vacht, waardoor de ronde vorm ontstaat die beschreven wordt als "OTTERSTAART". De staart mag vrolijk gedragen worden, maar mag niet over de rug krullen.
Goed temperament, erg behendig. Buitengewoon goede neus, zacht in de mond, uitgesproken liefhebber van water. Een toegewijde, zich makkelijk aanpassende metgezel. Intelligent, levendig en gezeglijk, met een sterke wil zijn baas te behagen. Vriendelijk karakter zonder spoor van agressie of ongepaste schuwheid.
Het ras zit vol energie, ze werken graag voor de baas en ze vinden het heerlijk om er mee op uit te trekken. De honden zijn stevig gebouwd en de oren worden naast de kop gedragen. De staart is wat harig dan de rest van het lichaam en deze wordt naar achteren gedragen en een beetje naar beneden.
Karakter
Het karakter van de Labrador retriever is goed, ze zijn lief voor kinderen en voor honden. Het zijn geschikte jachthonden en gezelschapshonden. De honden houden van spelen, ze hebben veel energie en moeten deze ook goed kwijt kunnen. Ze kunnen goed de hele dag buiten als zij hun energie dan kwijt kunnen.
Gebruik en functies
De honden worden ingezet als jachthond, als gezelschapshond, als blindengeleidehond en als hulphond voor gehandicapten.
Lichaamsbeweging
Ze hebben veel beweging nodig, het jagen zit er echt in. Daarom hebben deze honden het ook echt nodig om volop te kunnen bewegen.
Verzorging
Ze moeten af en toe geborsteld worden, ook kammen is bij deze honden aan te raden zodat zij er weer mooi uitzien.
Omgang met kinderen
Het ras kan goed samen met kinderen, ze zijn erg vriendelijk voor hen en kunnen goed samen spelen. Dit doen zij dan ook graag.
Geschiedenis
Alhoewel men over de werkelijke oorsprong van de Labrador nog in het onzekere verkeert, wordt aangenomen dat ze aan het einde van de 18e eeuw door vissers vanuit Newfoundland naar Engeland zijn gebracht. In de 18e eeuw ontwikkelde zich in Newfoundland een ras, waarvan de grote langharige honden gebruikt werden voor de slee, terwijl de kleinere honden door de vissers werden gebruikt bij hun werk. Het is kolonel Peter Hawker geweest die volgens Lorna Countess Howe tussen 1812-1814 deze honden heeft gescheiden. De grote hond werd de Newfoundlander genoemd en de kleinere de Labrador of St. John's hond. Deze kleinere honden waren gemakkelijk hanteerbaar, met een sterk reukvermogen, bovendien waren ze zeer intelligent. Ze hadden zwemvliezen tussen de tenen, een waterafstotende vacht en een korte dikke otterstaart. De Canadese vissers gebruikten deze honden bij het vissen; zij apporteerden de vissen die door de netten glipten. Vele verhalen zijn hierover in Engelse boeken opgenomen. In ieder geval staat het vast dat deze honden goed bestand waren tegen de kou, zeer geschikt voor het waterwerk en in bezit van een groot uithoudingsvermogen.
Omstreeks 1820 zijn er honden van dit kleinere slag door vissers naar Engeland gebracht. Speciaal het havenplaatsje Poole in Dorset wordt genoemd. Lord Malmesbury, die in de buurt van Poole woonde, en kolonel Peter Hawker kochten deze honden van de Canadese vissers en hebben deze geïmporteerde Labradors gekruist met hun eigen Engelse jachthonden. Want, schrijft Peter Hawker in zijn boek uit 1814 ‘Instructions to young sportsman'. Deze Labradors waren ‘as by far the best for every kind of shooting'. Hoewel er in de eerste helft van de vorige eeuw al af en toe Labradors vanuit Engeland werden geïmporteerd, die voornamelijk voor de jacht werden gebruikt, begon het ras zich pas eind vijftiger jaren te ontwikkelen.
Lichaamsbouw
De honden zijn stevig gebouwd, ze hebben een gladde vacht en staan stevig op de poten. Ze kunnen volop bewegen en hebben het dan ook nodig om hun energie kwijt te kunnen.
Kleur
Labradors komen voor in de kleuren zwart, yellow (blond) en leverkleurig (ook wel chocolate of bruin genoemd). De laatse tijd komt de kleur fox-red (vossenrood) weer meer voor.
Schofthoogte en gewicht
De schofthoogte is gemiddeld 57 cm, de teefjes zijn vaak een stukje kleiner maar het scheelt niet zoveel. Het gewicht is 30 - 35 kg.
Ogen
De ogen van deze honden zijn amber van kleur (vgl. barnsteen)en kijken erg alert en vriendelijk.
Vacht
De vacht van de honden is kort en af en toe borstelen is voor deze honden genoeg.
Sterk gebouwd, kort in lendenen, bijzonder actief, ( Het lichaam vertoont nooit ‘n buitensporig uiterlijk of is overdreven zwaar/dik n.a.v. gewicht of bouw) breed in schedel, breed en diep in borst en ribben, breed en sterk in lendenen en achterhand. Kenmerkend voor het ras is de staart; erg dik bij de aanzet en geleidelijk toelopend naar de punt, van middelmatige lengte, vrij van bevedering, maar rondom dik bekleed met een korte, dikke, dichte vacht, waardoor de ronde vorm ontstaat die beschreven wordt als "OTTERSTAART". De staart mag vrolijk gedragen worden, maar mag niet over de rug krullen.
Goed temperament, erg behendig. Buitengewoon goede neus, zacht in de mond, uitgesproken liefhebber van water. Een toegewijde, zich makkelijk aanpassende metgezel. Intelligent, levendig en gezeglijk, met een sterke wil zijn baas te behagen. Vriendelijk karakter zonder spoor van agressie of ongepaste schuwheid.
Het ras zit vol energie, ze werken graag voor de baas en ze vinden het heerlijk om er mee op uit te trekken. De honden zijn stevig gebouwd en de oren worden naast de kop gedragen. De staart is wat harig dan de rest van het lichaam en deze wordt naar achteren gedragen en een beetje naar beneden.
Karakter
Het karakter van de Labrador retriever is goed, ze zijn lief voor kinderen en voor honden. Het zijn geschikte jachthonden en gezelschapshonden. De honden houden van spelen, ze hebben veel energie en moeten deze ook goed kwijt kunnen. Ze kunnen goed de hele dag buiten als zij hun energie dan kwijt kunnen.
Gebruik en functies
De honden worden ingezet als jachthond, als gezelschapshond, als blindengeleidehond en als hulphond voor gehandicapten.
Lichaamsbeweging
Ze hebben veel beweging nodig, het jagen zit er echt in. Daarom hebben deze honden het ook echt nodig om volop te kunnen bewegen.
Verzorging
Ze moeten af en toe geborsteld worden, ook kammen is bij deze honden aan te raden zodat zij er weer mooi uitzien.
Omgang met kinderen
Het ras kan goed samen met kinderen, ze zijn erg vriendelijk voor hen en kunnen goed samen spelen. Dit doen zij dan ook graag.
Geschiedenis
Alhoewel men over de werkelijke oorsprong van de Labrador nog in het onzekere verkeert, wordt aangenomen dat ze aan het einde van de 18e eeuw door vissers vanuit Newfoundland naar Engeland zijn gebracht. In de 18e eeuw ontwikkelde zich in Newfoundland een ras, waarvan de grote langharige honden gebruikt werden voor de slee, terwijl de kleinere honden door de vissers werden gebruikt bij hun werk. Het is kolonel Peter Hawker geweest die volgens Lorna Countess Howe tussen 1812-1814 deze honden heeft gescheiden. De grote hond werd de Newfoundlander genoemd en de kleinere de Labrador of St. John's hond. Deze kleinere honden waren gemakkelijk hanteerbaar, met een sterk reukvermogen, bovendien waren ze zeer intelligent. Ze hadden zwemvliezen tussen de tenen, een waterafstotende vacht en een korte dikke otterstaart. De Canadese vissers gebruikten deze honden bij het vissen; zij apporteerden de vissen die door de netten glipten. Vele verhalen zijn hierover in Engelse boeken opgenomen. In ieder geval staat het vast dat deze honden goed bestand waren tegen de kou, zeer geschikt voor het waterwerk en in bezit van een groot uithoudingsvermogen.
Omstreeks 1820 zijn er honden van dit kleinere slag door vissers naar Engeland gebracht. Speciaal het havenplaatsje Poole in Dorset wordt genoemd. Lord Malmesbury, die in de buurt van Poole woonde, en kolonel Peter Hawker kochten deze honden van de Canadese vissers en hebben deze geïmporteerde Labradors gekruist met hun eigen Engelse jachthonden. Want, schrijft Peter Hawker in zijn boek uit 1814 ‘Instructions to young sportsman'. Deze Labradors waren ‘as by far the best for every kind of shooting'. Hoewel er in de eerste helft van de vorige eeuw al af en toe Labradors vanuit Engeland werden geïmporteerd, die voornamelijk voor de jacht werden gebruikt, begon het ras zich pas eind vijftiger jaren te ontwikkelen.
Lichaamsbouw
De honden zijn stevig gebouwd, ze hebben een gladde vacht en staan stevig op de poten. Ze kunnen volop bewegen en hebben het dan ook nodig om hun energie kwijt te kunnen.
Kleur
Labradors komen voor in de kleuren zwart, yellow (blond) en leverkleurig (ook wel chocolate of bruin genoemd). De laatse tijd komt de kleur fox-red (vossenrood) weer meer voor.
Schofthoogte en gewicht
De schofthoogte is gemiddeld 57 cm, de teefjes zijn vaak een stukje kleiner maar het scheelt niet zoveel. Het gewicht is 30 - 35 kg.
Ogen
De ogen van deze honden zijn amber van kleur (vgl. barnsteen)en kijken erg alert en vriendelijk.
Vacht
De vacht van de honden is kort en af en toe borstelen is voor deze honden genoeg.